zurück 20.11.1886, Samstag ID: 188611205

"Het nieuws van den dag" Nr. 5145 (Amsterdam) berichtet auf S. 1 ausführlich von der 7. Symphonie und ihrer Aufführung [am 18.11.1886]:
"                 Stadsnieuws.
     Het 97e concert van de Maatschappij »Caecilia« zag als van ouds de zaal van den Stadsschouwburg gevuld met eene schare van ernstige muziekliefhebbers, haast dezelfden van ieder vorig concert. Als wij het geheel voor een deel mogen nemen, kan men zeggen dat het Caecilia-orkest de benijdbare taak heeft voor een parterre de rois te spelen. De grootste verandering zetelde ditmaal in en bij het orkest zelf. Niet alleen dat onderling een kleine verschikking had plaats gevonden, dat de Heer Frans Coenen de plaats van den nog niet geheel herstelden gewonen concertmeester had ingenomen, maar aan het hoofd der schare troonde de nieuwe directeur, de Heer Dan. de Lange, als een gevolg waarvan het programma, zonder de achtenswaardige klassieken te veronachtzamen, een merkbare buiging naar links, de oppositie, had gemaakt: Beethoven naast Anton Bruckner en Franz Liszt.
     Ware dat slechts het eenige gevolg! Voor ons echter beteekent het optreden van den Heer De Lange het verlies van zijn deskundige bespreking dezer hoogstbelangrijke uitvoeringen. Het gewicht van een Caecilia-concert moge evenwel tot verontschuldiging strekken, dat wij onder deze omstandigheden toch wagen een algemeenen indruk van den avond van gisteren weer te geve
     Het programma bestond uit: Symphonie No. 7, in E dur, Anton Bruckner; Symphonische Dichtung No. 2; Tasso (Lamento e Trionfo), Franz Liszt, en Symphonie No. 4, L. van Beethoven.
     De symphonie van Bruckner is zonder twijfel nog niet tot de harten van alle hoorders geheel doorgedrongen, dat kon ook moeilijk anders; maar evenzeer zonder twijfel is het, dat allen onder den indruk zullen verkeerd hebben een machtige, stoute, indrukwekkende schepping te hebben hooren uitvoeren. Wat Bruckner wilde uitdrukken, is moeilijk te gissen, 't is geen programma-muziek. Misschien wel, dacht ons, een strijd van een gansch volk; zijn worstelen, zijn lijden en zijne bevrediging; misschien echter ook heel wat anders. Breed en stout is het allegro, ontzaglijk grootsch en aangrijpend, het adagio, geestig het scherzo en bevredigend en bemoedigend het finale. Buitengewoon rijk aan schoonheden is de bouw van dit werk. Gelukkig kunnen wij dienaangaande iets wetenschappelijks meedeelen, dat wij ontleenen aan eene toelichting, door den Heer De Lange zelf ten behoeve van de donateurs van Caecilia opgesteld. Zij luidt in hoofdzaak aldus:
     Het eerste deel is gebouwd op drie motieven, waarvan het eerste, als hoofdmotief, in het geheele werk eene rol speelt. Het eerste thema wordt eerst in de violoncellen, daarna in de violen, met verschillende klankschakeeringen in de blaasinstrumenten en een tremolo-begeleiding van het strijkquartet, geëxposeerd. Onmiddellijk volgt hierop het tweede thema in Oboe en Clarinet met Koper-begeleiding. In allerlei toonaarden en klankschakeering bewerkt, leidt het tot een machtig crescendo, dat plotseling afbreekt bij het optreden van het derde motief, dat als slot-periode van het expositie-gedeelte behandeld wordt. Hierop volgt de doorwerking, waarin de drie motieven in allerlei vormen voorkomen, en waarin de componist zijn meesterschap over contrapunt en orkestratie op voortreflelijke wijze in het licht stelt. Zeer opmerkelijk is in dit gedeelte het modulatorisch element, zoo b. v. bij den terugkeer naar het lste thema. Na de doorwerking wordt, in overeenstemming met den klassie ken vorm, het expositie-deel herhaald en het geheel algesloten met een Coda, bestaande uit een groot crescendo op het tonica-accoord.
     Het Adagio sluit zich als een vorm aan bij Beethoven's Simfonie-Adagio's. De bedoeling kan niet ziin, eene volledige omschrijving van elk deel van dit werk te geven ; wij meenen daarom alleen de aandacht te moeten vestigen op de schoone klankeffecten, die in dit adagio verkregen worden door de medewerking der familie van koperen blaasinstrumenten.
     Het Scherzo beweegt zich in den bij ieder bekenden vorm van dien naam.
     In het Finale vindt men twee motieven, een rythïinsch en een melodisch. Het eerste sluit zich aan het hoofdmotief van het eerste deel aan, ofschoon de rythmisclie en harmonische bewerking dit aanvankelijk verbergen.
     Uiterst merkwaardig zijn de opeenvolgingen van dominant septime-akkoorden, die in het tweede deel van dit eerste thema voorkomen en in het geheele finale een zeer belangrijke rol spelen. Te meer verdient dit de aandacht, wijl daardoor tevens een innerlijk verband ontstaat tusschen het Finale en het Scherzo, waarin eveneens soortgelijke opvolgingen voorkomen.
     Het tweede motief vormt een tegenstelling met het eerste; eene melodie treedt in den vorm van een koraal op. Dit tweede motief neemt bij de bewerking een veel minder belangrijke plaats in dan het eerste. In het geheele finale hoort men bijna voortdurend de korte rythmische figuur uit het tweede deel van het eerste thema, afgewisseld met het afsluitingsmotief.
     De meest effectvolle plaatsen in dit deel zijn die, waarin de componist, in een breeder tempo, zijn motief als een machtige heldenfiguur doet optreden. Nog verdient te worden aangeteekend, dat de vorm van het finale het midden houdt tusschen den sonate- en den rondovorm.
     De volgorde van het geheel is: lste thema, zeer korte tusschenperiode, daarop 2de thema, afsluiting van het expositiedeel met verbreeding van het eerste thema t als motief. Doorwerking, waarvoor het eerste motief de stof levert, hierop herhaling van het tweede thema, en eerst na een eenigszins uitgebreide tusschenperiode, herhaling van het eerste thema, ditmaal op allerlei wijze versierd en uitgebreid, om ten slotte te voeren i tot een coda, waarvan de overeenkomst met het coda van het allegro ieder opmerkzaam hoorder dadelijk zal opvallen.
     Niet alleen het werk heeft bij het hooren een diepen indruk gemaakt, ook de uitvoering gaf er reden toe. Er is alle aanleiding den Heer De Lange geluk te wenschen met zulk eene entrée, en al wees hij bescheidenlijk den hem gebrachten lof het orkest toe, wij weten en begrijpen allen, dat zijn zorgvuldige leiding van de studiën en zijn voortreffelijke, nooit aarzelende directie bij de uitvoering de schare van medewerkers tot die uilkomst geleid hebben. Zijn geestdrift voor dit schoone werk is op alle orkestleden overgegaan, en zijn vaste hand heeft hen over alle moeilijkheden heen gebracht. Geen enkele der vele op zichzelf staande, en vaak onder de grootste bezwaren zelfstandig werkende orkestpartijen, is beneden haar taak gebleven.
     Op Bruckner volgde Liszt [...].
     Ook van deze ingewikkelde compositie was de uitvoering meesterlijk.
     Wat te zeggen van Beethoven's vierde? Van het heerlijk, onvolprezen werk is het wellicht beter niets te zeggen. [...].
     Misschien hebben wij veel woorden gebruikt om te zeggen wat wij zeggen wilden: dat het jongste Caecilia-concert een leerrijke en schoone avond geweest is. Zoo volgen er nog vele!" (*).
 
(Aufführung einer Serenade von Julius Mannheimer unter Kretschmann im Bösendorfersaal (**)).


Zitierhinweis:

Franz Scheder, Anton Bruckner Chronologie Datenbank, Eintrag Nr.: 188611205, URL: www.bruckner-online.at/ABCD-188611205
letzte Änderung: Apr 26, 2023, 9:09