Von dem Plan, die 4. Symphonie in der nächsten Saison aufzuführen [vgl. 13.6.1896, tatsächlich: am 11.11.1897], berichtet "Het vaderland" Nr. 139 ('s-Gravenhage) auf S. 5:

"             Kunst- en Letternieuws.
[...]

     De heer Mengelberg heeft, blijkens een bericht in de Amsterd. bladen, voor het a.s. seizoen een aantal oudere en nieuwere werken opgenomen in het repertoire van het Concertgebouw-orkest: o. a. een hier nog onbekende Symphonie van Schubert in bes majeur (van het jaar 1814), Raff's In den Alpen, Symphonieën van Goetz, Bruckner (no. 4) en van Glazounoff, de 6e van Tschaikowsky en een „Symphonie romantique” van Joncières; verder een intermezzo uit Weingartner’s Malavika, Strauss’ Till Eulenspiegel en Serenade voor blaasinstrumenten, een „Chasse fantastique” van Guiraud, Suite uit Lalo’s ballet Namouna: de ouvertures: La Princesse jaune van Saint-Saëns Artevelde van Guirand en Donna Diana van Reznicek, „Schwedische Tänze” van Bruch. Bovendien zullen een of meer avonden gewijd zijn aan werken van Hollandsche componisten.

     Mag ik den heer Mengelberg nog op het hart drukken een Scherzo voor orkest van Dvorak."