zurück 17.10.1892, Montag ID: 189210175

Erste Universitätsvorlesung Bruckners im Wintersemester 1892/93 (*).

Von der Philosophischen Fakultät waren inskribiert und wieder gestrichen: Emil Czerluncrakiewicz (**), Eugen Herzog (***), Rudolf Prisching (°) und Georg Stingl (°°).

Die Extrapost Nr. 561 (Wiener Montags-Journal) weist auf S. 7 per Inserat auf die Aufführung des 150. Psalm am 13.11.1892 hin:
"    GROSSER MUSIKVEREINSSAAL. Die 4 ordentl. Concerte der Gesellschaft der Musikfreunde in der Saison 1892/93, geleitet von dem Concert-Director Herrn Wilhelm Gericke, finden an folgenden Sonntagen um halb 1 Uhr Mittags mit nachbenanntem Programme statt. I. 13. November. Franz Schubert: Ouverture in E-moll; A. Bruckner: Psalm für Solo, Chor und Orchester (I. Aufführung), [... Werke, Solisten, andere Konzerte, Kartenverkauf ...]" (°°°).

Besprechung des Konzerts vom 13.10.1892 mit der 3. Symphonie in "Het nieuws van den dag" Nr. 6967 (Amsterdam) auf S. 13:
"                   Stadsnieuws.
       MUZIKALE KRONIEK.

[...]
     Nauwelijks zijn de klanken van Franck's „Le chasseur maudit" uit het Concertgebouw verdwenen, of een andere noviteit neemt hunne plaats in; het was ditmaal éene van de zeven symphonieën van den Weener componist Anton Brückner.
     Het programma vermeldde niet welke plaats deze symphonie onder de zeven andere inneemt. Ik vermoed echter, dat dit werk eene eersteling van Brückner is.
     Beethoven's negende, bewijze het trompetmotief, Wagner's Tristan en Isolde zijn Brückner niet vreemd gebleven bij het schrijven van zijn eersten Satz. En dan welk een zonderlinge wijze van componeeren! Geen spoor van een logisch verband tusschen zijn motieven; niets dan een voortdurend afbreken van zijne gedachten; het vormt als het ware een onsamenhangend geheel.
     Haydn en Mozart brachten ook G. P. in hunne symphonieën, maar deden dit toch met mate; Brückner overdrijft dit echter overmatig. Het deed mij denken aan een legkaart.
     De tweede Satz, die in Es gr. t. aanvangt, echter snel naar B gr. t. moduleert, biedt ook zeer weinig belangwekkends, ook door dezelfde gebreken van den eersten Satz, en daarbij nog door zijne onoverkomelijke lengte. Een kort slot in den toonaard herinnert er ons aan, dat deze Satz in Es gr. t. is geschreven.
     Het best geslaagde van dit werk is het Scherzo in D. kl. t.
     De laatste Satz daarentegen met zijn tweede motief, dat beter thuis behoort in ballet-muziek, dan in een finale van een Symphonie, en waarin Brückner tot besluit nog eens het trompetmotief uit den eersten Satz laat hooren, is geen waardig besluit van het geheele werk.
     Ik begrijp, dat de Heer Kes, die anders zoo moeilijk is in de keuze van nieuwere werken, juist dit werk heeft kunnen kiezen. Wellicht was er onder de andere symphonieën (b. v. die welke voor jaren op een concert der Maatschappij Caecilia is uitgevoerd) eene geweest, die meer belangstelling opgewekt had.
     Een woord van lof echter voor dirigent en orkest, in het bijzonder voor het strijkkwartet, voor de uitnemende wijze, waarop ze hun moeilijke taak vervulden.
                                                  HENRI TIBBE." (#).


Zitierhinweis:

Franz Scheder, Anton Bruckner Chronologie Datenbank, Eintrag Nr.: 189210175, URL: www.bruckner-online.at/ABCD-189210175
letzte Änderung: Feb 02, 2023, 11:11