zurück 6.2.1885, Freitag ID: 188502065

Datierung in der Skizze zum Adagio der 8. Symphonie »6. Febr. 85 Adagio fertig« (*).

Besprechung des Leipziger Konzertes vom 27.1.1885 mit der 7. Symphonie durch (#) Schucht in der Neuen Zeitschrift für Musik Nr. 6 auf S. 65:
     "Leipzig.
[...]
     Destomehr  Applaus erhielt Frau Moran=Olden, welche eine Arie aus Mozart's "Titus" vortrefflich reproducirte. Nach derselben wurde Hrn. Bruckner die Ehre einer Wiederholung des "Adagio und Scherzo" aus seiner neulich hier aufgeführten siebenten Symphonie zu Theil. Mein damals ausgesprochenes Urtheil über die zu große Länge dieser mosaikartig combinirten Sätze fand ich auch beim zweitmaligen Hören wieder bestätigt. Selbstverständlich konnten sie ungeachtet der guten Wiedergabe dennoch keinen enthusiastischen Beifall erregen. Bizet's leichtes Genrestück l'Arlesienne eröffnete den zweiten Theil und setzte eher einige Hände in Bewegung. [...] S. (**).

Dieses Konzert wird auch in der Deutschen Zeitung Nr. 4702 auf S. 6 erwähnt:
   » (Auswärtige Musik=Aufführungen.) Am 27. Januar wurden im Leipziger Stadttheater in einem von A. Nikisch dirigirten Orchester=Concerte auf Verlangen das Adagio und Scherzo aus Bruckners neuester Symphonie zum zweitenmal aufgeführt. Der Erfolg war wieder ein glänzender und macht der Kritiker der "Leipziger Nachrichten", Herr Bernhard Vogel, am Schlusse seiner begeisterten Kritik folgende sehr beachtenswerthe Bemerkung: "Sollte das in seinen Vorzügen [... Text bei 352/60 mit geringen Abweichungen: ... Eigenthümlichkeiten ... noch immer keinen Verleger ...]« (***).

Besprechung des Konzerts vom 4.2.1885 mit der 3. Symphonie in "Het vaderland" ('s-Gravenhage) Nr. 31 auf S. 2:
"         Kunst- en Letternieuws
        CONCERT-DILIGENTIA

     Het laatste nieuws is  . . . . .  dat de heer Verhuist de Rubicon is overgetrokken. Hij heeft de derde Svmphonie van Anton Bruckner gedirigeerd niet alleen, maar zijn groote ingenomenheid daarmede te kennen gegeven. En nu lijdt het geen twijfel, dat dit werk, dat »in tiefster Ehrfurcht” aan Wagner werd opgedragen, door en door in Wagnerschen geest is geschreven.
     Hoewel Anton Bruckners naam thans voor het eerst, als wij ons niet vergissen, op een Hollandsch programma voorkwam, is hij evenals de «jeugdige dichter” in »Le Monde oü Ton s’ennuie” al een man op jaren; hij werd in 1824 geboren te Ansfelden in Opper-Oostenrijk. Hij studeerde onder leiding van Sechter, hoforganist en professor in de theorie aan het Conservatorium te Weenen, die o. a. ook Döhler, Thalberg en Vieuxtemps Onder zijn leerlingen telde, en volgde hem in 1868 als hoforganist op. Als orgelvirtuoos verwierf Bruckner zich naam, ook te Parijs en te Londen. Minder gelukkig was hij als componist. Hij schreef zeven Symphonieën, verscheidene groote Missen en een aantal kleinere werken, maar het meeste daarvan bleef ongedrukt en de componist bleef in het vergeetboek, hetgeen o. a. daaruit blijkt, dat sommige van de nieuwste muzieklexica -(Viotta, Riemann) zelfs zijn naam niet vermelden.
     Het schijnt dat Wagner zich het lot van den miskenden toondichter aantrok en de opdracht der D-moll Symphonie bewijst, dat Bruckner niet ondankbaar was. Het werk is op de gewone wijze verdeeld – hetgeen het programma wel had mogen vermelden maar verraadt inden bouw, inde modulaties en instrumentatie Wagners invloed. Daar zijn oogenblikken, waarin men Wagner zelf meent te hooren. En toch is Bruckner veel zelfstandiger, dunkt ons, dan andere volgelingen van den meester. Na een eerste kennismaking achten wij ons niet bevoegd overeen werk als dit in details te treden. Het Allegro is ons nog vrijwel een gesloten boek; het Adagio begint wel zeer huiselijk, maar is niet minderdan het Allegro vol duisterheden. Veel gemakkelijker te begrijpen zijn het Scherzo, een zeer frisch en dankbaar stuk dat echter wonderlijk abrupt eindigt, en de Finale, die prachtig geïnstrumenteerd is. Wij houden ons spoedig voor een tweede uitvoering aanbevolen, die dan ook zeker de eerste zal overtreffen, hoewel het orkest zijn best deed.
     [...]
     De Symphonie vormde ditmaal geheel alleen het eerste gedeelte van het concert. Waarschijnlijk zal deze nieuwigheid alweer protesten uitlokken." [keine Signatur] (°).

Eine Kritik erscheint auch im "Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage" Nr. 31 auf S. 1:
"                Kunstnieuws.
          5e Concert Diligentia.

     Van een componist, die, naar men zegt, reeds een bijna 60-jarigen leeftijd heeft bereikt, Hof- en Domorganist te Weenen is, zeven symphoniën schreef, waarvan alleen de derde — aan Richard Wagner opgedragen — in druk verscheen, ook in vierhandig clavier-arrangement, die behalve deze werken nog vele mannenkoren met en zonder orkest schreef, maar wiens werken bijna allen nog manuscript zijn, — van Anton Brückner werd gister-avond eeu symphonie in D-moll, no. 3, ten gehoore gebracht en voor een eerste maal zeer goed uitgevoerd. Inspannend voor den hoorder, is het werk voor het orkest zeer zwaar; men had dan ook Zondag en gisteren druk gerepeteerd en hoewel natuurlijk niet vlekkeloos, had Verhuist toch gezorgd, dat de uitvoering zeer respectabel was. Eere zij daarvoor directeur en orkest!
     Na een eerste uitvoering een bepaald oordeel over zulk een werk uit te spreken, zou vermetel zijn; het werk — voor een nieuw had men op het programma ten minste wel een aanduiding van de gewone vier deelen verwacht — bestaat uit een Allegro, met breed koraalmatig slot, een Andante of Andantino, Scherzo en Finale en beweegt zich, wat instrumentatie en vorm aangaat, geheel vrij en soms fantaisie-matig. De instrumentatie, dikwerf wat dik en overladen, biedt ook vele fraaie en verrassende effecten aan en het geheel neigt zich naar de nieuwere muziek-richting en geeft getuigenis van de bekwame hand des makers.
     Het publiek hield zich tegenover het nieuwe werk zeer gereserveerd; er werd weinig geapplandiseerd, bijna alleen na het einde; men wist wezenlijk niet — hoorden wij iemand zeggen — wanneer het een of ander gedeelte uit was, zoo verrassend was dit soms. Na de pauze voerde het orkest nog de Nocturne uit Mendelssohn’s Sommernachtstraum en Beethoven’s veel te weinig gehoorde ouverture König Stephan uit. [...]." [keine Signatur] (°°).


Zitierhinweis:

Franz Scheder, Anton Bruckner Chronologie Datenbank, Eintrag Nr.: 188502065, URL: www.bruckner-online.at/ABCD-188502065
letzte Änderung: Nov 21, 2024, 11:11