Briefumschlag mit Bruckners Beschriftung »Meine eigenen Haare [/] v. 20. Jänner 1894. [/] Dr. Bruckner mp.« (*).

 

Der "Haagsche courant" Nr. 3334 ('s-Gravenhage) berichtet auf S. 2, signiert "KER.", vom Konzert am 17.1.1894 mit dem "Ave Maria" [vermutlich WAB 6]:
"                76e Concert van "Toekomst".
     Niettegenstaande de tegenwoordigheid van H. M. en de aantrekking van het programma (als nieuw het kleine koor a-cappella, onder directie van Averkamp, en als goede bekende de violoncellist Hekking, was het publiek Woensdag-avond niet in massa komen opdagen om op aangename wijze een goed werk te komen doen. Evenwel vulden de toehoorders de zaal toch vrij goed, wat bij de laatste uitvoeringen zooals bij „Charlotte Corday", niet het geval was.
     Van den solist Hekking [...]
     Ook het koor uit Amsterdam had succes. Het bezit degelijke, groote kwaliteiten, die bijzonder uitkwamen in het „Ave Maria" van Bruckner, van welken componist wij een paar malen alhier een symphonie te hooren kregen; dit „Ave Maria" is een schoone compositie en werd verrukkelijk uitgevoerd. Dit was ook het geval met „Psalm 150" van Sweelinck [...].
     Eene groote hoedanigheid in dit koor is vooral, dat er groote homogeniteit in de stemmen ligt; niet één der executanten hoort men boven de anderen, hetgeen om zoo te zeggen in alle koren het geval is. De alten en de bassen klonken fameus mooi. De heeren Hekking en Averkamp ontvingen uit de handen van den presidentdirecteur Nicolaï ieder eene krans, eene betuiging van hulde, die door het publiek met flink applaus werd bekrachtigd.
     Onze stadgenoot Koopman (ik meende dat de heer Hekking ook Hagenaar was, maar bemerkte uit het programma, dat hij is „uit Berlijn" !) speelde als openingsnummer met veel gevoel en goede voordracht een Preludium van Bach. Ook hem komt een woord van lof toe Yeor zijn gewaardeerde medewerking.

                                        KER." (**).

 

Eine Besprechung erscheint auch in "Het vaderland" Nr. 17 ('s-Gravenhage) auf S. 2:

"     Kunst- en Letternieuws.

     Het zal velen zeker bevreemd en tevens leed gedaan hebben het Toekomst-Concert zoo zwak bezocht te zien, hoewel vereerd met de tegenwoordigheid van de Koningin-Regentes. Het bestuur had tot medewerking uitgenoodigd het klein à cappella-Koor, onder directie van den heer Averkamp uit Amsterdam, dat, evenals De Lange’s Koor, uit dertien dames en bijna even zooveel heeren bestaat, en bijna nog meer uitsluitend werken van ernstigen en strengen stijl beoefent. Van de oude meesters waren Sweelinck, Palestrina, Lotti en Clemens non Papa, Bruckner en Joh. Brahms van de meer modernen op het programma met hun beroemdste werken, waaraan voor ’t meerendeel een gesoigneerde uitvoering ten deel viel.

     De groote 150ste Psalm van Sweelinck werd op ’t laatst, door de voortdurende herhalingen, eentoonig; de sopranen hadden daarin door de hooge ligging een zware taak, en het begin van het Benedictus van Palestrina leed door onzekerheid van de vrouwenstemmen, maar het Ave Maria van Bruckner, met het decrescendo aan ’t slot, en Darthula’s Grabgesang van Brahms, die beide werken werden met goeden klank en veel nuances gezongen.

     De directeur Averkamp ontving vele blijken van tevredenheid van de zijde des publieks en van het bestuur van de Toekomst een krans met linten versierd. Anton Hekking speelde een paar nummers reeds op het Diligentia-concert gehoord, [...].

     [...] De organist der Groote Kerk, de heer A. N. Koopman, leidde het concert in met een Preludium van J. S. Bach in C. Moll, dat hij even verdienstelijk speelde, als de heer Kes den solo-cellist op de piano begeleidde. Men begon het tweede deel met hetoude Wilhelmus, dat staande werd aangehoord. De heer Nicolaï, president van ’t bestuur, nam jegens de Koningin-Regentes, en bij het aanbieden der kransen, de honneurs waar voor de Maatschappij.

                                 X." (***).