Artikel in der »Lyra« auf S. 4 über die Berliner Aufführungen der 7. Symphonie [am 6.1.1894] und des »Te deum« [am 8.1.1894] (*).

Mehrere Zeitungen kündigen die Aufführung des »Germanenzugs« durch die Wiener Singakademie am 4.3.1894 an:

Illustriertes Wiener Extrablatt Nr. 30 auf S. 5: 1.2.1894, Nr. 30, S. 5:
„       Theaterzeitung.
[...]
      * Die Wiener Singakademie veranstaltet ihr zweites diesjähriges Concert Sonntag, den 4. März, Mittags halb 1 Uhr, im großen Musikvereinssaale. Es gelangen unter Mitwirkung des „Schubertbundes” folgende Werke zur Aufführung: [... Beethoven ...]; Bruckner, „Germanenzug”, Chor für Männerstimmen und Instrumental=Begleitung." (**),

Neue Freie Presse Nr. 10575 auf S. 6:
"     – Die Wiener Sing=Akademie veranstaltet ihr zweites diesjähriges Concert Sonntag den 4. März, Mittags halb 1 Uhr, im großen Musikvereinssaale. Es gelangen unter Mitwirkung des „Schubertbund” folgende Werke zur Aufführung: [... Beethoven ...]; Bruckner, „Germanenzug”, Chor für Männerstimmen und Instrumental=Begleitung." (***),

Neues Wiener Journal Nr. 98 auf S. 5:
"    * Die "Wiener Singakademie" veranstaltet ihr zweites diesjähriges Concert Sonntag den 4. März, Mittags halb 1 Uhr, im Großen Musikvereinssaale. Es gelangen unter Mitwirkung des „Schubertbund” folgende Werke zur Aufführung: [... Beethoven ...]; Bruckner, Germanenzug, Chor für Männerstimmen und Instrumentalbegleitung." (°),

»Die Presse« Nr. 30 auf S. 11:
"     – Concertanzeigen. [...] Die "Wiener Sing=Akademie" veranstaltet ihr zweites diesjähriges Concert Sonntag den 4. März, Mittags halb 1 Uhr, im großen Musikvereinssaale. Es gelangen unter Mitwirkung des „Schubertbundes” folgende Werke zur Aufführung: [... Beethoven ...]; Bruckner, Germanenzug, Chor für Männerstimmen und Instrumentalbegleitung." (°°)

und »Das Vaterland« Nr. 30 auf S. 6:
"     – Die Wiener Sing=Akademie veranstaltet ihr zweites diesjähriges Concert, Sonntag, 4. März, Mittags halb 1 Uhr, im großen Musikvereinssaale. Es gelangen unter Mitwirkung des „Schubertbund” folgende Werke zur Aufführung: [... Beethoven ...]; Bruckner, „Germanenzug”, Chor für Männerstimmen und Instrumentalbegleitung." (°°°).

Die "Caecilia" Nr. 4 (Algemeen muzikaal tijdschrift van Nederland) bespricht auf S. 25f (= S. 3f) das Konzert [am 17.1.1894] mit dem "Ave Maria" [vermutlich WAB 6]:
"               KRONIEK.
             CONCERTEN.
     Uit 's-Gravenhage:
     Het 76-ste Toekomst concert, vereerd met de tegenwoordigheid van H. M. de Koningin-Regentes, Beschermvrouw dezer Maatschappij, werd geopend met Bach's Preludium in c, door den heer A. N. Koopman met juiste en duidelijke phraseering en, voor zooveel het orgel in het Gebouw zulks toelaat, met de noodige afwisseling in geluiden voorgedragen.
     Verder liet zich als solist hooren de heer Anton Hekking. Daar deze pas op een Diligentia-concert opgetreden en zijn spel bij die gelegenheid door mij besproken is, kan ik thans kort over hem zijn en volstaan met de vermelding, dat hij ook thans zijn naam handhaafde als een der eerste cellisten van den tegenwoordigen tijd en dat de aanwezigen hem als zoodanig huldigden door warm applaus. De heer Willem Kes, die door toevallige omstandigheden zijn begeleider op de piano was, verdient allen lof voor de wijze, waarop hij zich van de bereidwillig op zich genomen taak kweet.
     Het overige van het concert werd ingenomen door voordrachten van Het klein koor a cappella uit Amsterdam, onder leiding van den heer Ant. Averkamp. Daar het koor wegens ziekte van een aantal leden — naar men mij mededeelde, waren niet minder dan negen dames ten gevolge van de influenza genoodzaakt thuis te blijven — zeer onvoltallig was, wensch ik een beslist oordeel daarover op te schorsen, tot ik het later eens in beter condities kan hooren. Gaarne breng ik echter lof aan de fraaie uitvoering van Bruckner's Ave Maria en Brahms' Darthula's Grabgesang; de vertolking dezer werken moet, dunkt mij, ook zelfs den meesteischende voldaan hebben.
    [... über das 5. Diligentia-Konzert ...]" [keine Signatur] (#),

teilt auf Seite 33 (= S. 11) die genaue Programmfolge dieses Konzerts mit:
"  — 17  '94. — 76-ste Toekomst-concert met medewerking van het Klein koor a cappella uit Amsterdam onder leiding van den heer Ant. Averkamp, van den heer Anton Hekking, solo-violoncellist uit Berlijn, en denheer A. N. Koopman, orgel. — 1. Praeludium in c voor orgel, J. S. Bach; 2. a. Psalm 134 (zesstemmig), Jan Pietersz. Sweelinck; c.[sic] Benedictus (vierstemmig), en Hosanna (zesstemmig), Giovanni Pierluigi da Palestrina ; c. Crucifixus (zesstemmig), A. Lotti; 3. a. Sarabande, — b. Gavotte, Popper; 4. a. Nigra sum (vijfstemmig), Palestrina; b. Jerusalem surge, Jac. Clemens non Papa; c. Ave Maria, Ant. Bruckner. — 5. Psalm 150 (achtstemmig), Jan Pietersz. Sweelinck ; 6. a. Air, Bach; b. Träumerei, Schumann; c. Polonaise in d, Anton Hekking; 7. Darthula's Grabesgesang, Brahms." (##)

und berichtet auf Seite 30 (= S. 8) von den Berliner Konzerten [7. Symphonie am 6.1.1894 und "Te deum" am 8.1.1894]:
"     Berlijn. — Op het zesde Symphonieconcert van de Kon. Kapel werd o. a. Bruckner's 7-de Symphonie in E uitgevoerd. De componist, die het concert bijwoonde, werd na het derde en het vierde deel geroepen. Men kon den ouden heer — den 4-den September van dit jaar wordt hij 70 jaar, — de vreugde van het gelaat lezen, — zegt de Allg. Mus. Zeitung, — want zooveel eerbetoon valt hem niet eiken dag ten deel. Te Weenen toch, waar hij woont, is het publiek hem over het geheel wel gunstig gezind, doch de bladen zijn scherp tegen hem gekant. Deze erkennen onder de levende componisten slechts een Sinfoniker en dat is Brahms. Alle achting voor Brahms, — zoo gaat het blad verder, — maar de rijkdom, kracht en verhevenheid van vinding, die men in Bruckner's werken aantreft, bezit hij niet. Het moeilijke werk, dat te Berlijn nog slechts eenmaal in zjjn geheel, onder Klindworth's leiding, werd ten gehoore gebracht, was door Muck zeer zorgvuldig ingestudeerd en het orkest deed zijn uiterste best om het zoo schitterend mogelijk weer te geven.
     Enkele dagen later was Bruckner andermaal met een groot werk aan het woord, nl. met zijn Te Deum. Het was op het tweede concert van het Philharmonische Koor onder Siegfried Ochs.
     Behalve genoemd werk bevatte het programma nog de jongste compositie van Eugen d'Albert, vier stukken van Hugo Wolf, twee Trio's voor vrouwenstemmen en Bach's Orgel-Toccata in d, door dr. Heinrich Reimann ter opening van het concert voorgedragen. Eugen d'Albert's Der Mensch und das Leben, voor zesstemmig koor en orkest, wordt als een werk van beteekenis geprezen. Ook de stukken van Hugo Wolf moeten veel goeds bevatten. Het waren Margit's Gesang voor mezzo-sopraan, Anacreon's Grab voor tenor, Elfenlied voor sopraan en vrouwenkoor, en Feuerreiter voor koor en orkest. De Allg. Mus. Zeitung zegt over de vertolking van deze werken: «Behalve koor en orkest verdienen grooten lof de mezzo-sopraan mej. Anna Corver, de tenor de heer Georg Ritter en de sopraan mej. Jeannette de Jong. Het Elfenlied werd gebisseerd. Voor de uitvoering der trio's voor vrouwenstemmen (composities van Martin en Cherubini met een Volkslied van Brahms als toegift) voegde zich nog de alt mej. Marie Snijders bij de twee reeds genoemde dames. Allen drie zijn leerlingen van mevr. Schultzen-von Asten (d. w. z. zij hebben zich sedert een jaar onder de leiding dezer dame gesteld, nadat zij gedurende een 5-tal jaren den cursus voor solozang van den heer A. Spoel aan de Koninklijke Muziekschool te 's-Gravenhage hadden gevolgd. Red.) Zij weten met bewonderenswaardige juistheid den klank harer stemmen met elkander in evenwicht te brengen en voeren hare gezangen uit zoo zuiver, smaakvol en met zooveel eenheid van uitdrukking, dat men ternauwernood woorden van lof genoeg kan vinden.»
     Ook in Bruckner's Te Deum, waar de dames de Jong en Snijders alsmede de hh. Ritter en Lurgenstein medemerkten, worden eerstgenoemden bizonder geprezen." [keine Signatur] (###).